Jan Teunis

Jan Teunis, 33 jaar, opgegroeid in Westerhaar – “De Wieke” zoals hij zegt – en is er nooit weggeweest. “Waarom niet? Daar heb ik eigenlijk nooit zo bij nagedacht.”
In het verhaal wordt duidelijk waarom hij in Westerhaar is blijven wonen. Na de lagere school ging hij naar de LTS in Vroomshoop, waarna een opleiding bij de Philips Machinefabriek in Almelo volgde. Na zijn opleiding werkte hij er nog zo’n drie jaar. Vanaf 1970 werkte hij bij Trio, de turfstrooiselfabriek.

Strook grijs

Mijn vader heeft tot aan zijn dood bij Trio gewerkt, bijna veertig jaar. Hij is er ook een paar jaar tussenuit geweest, heeft een paar jaar in de textiel gewerkt, kon daar zijn draai niet vinden en kwam weer terug naar de veenderij. En zijn vader heeft ook zijn hele leven in het veen gewerkt. Mijn opa zijn vader kwam uit Den Ham, dus wel uit de streek. De laatste zestien jaar hebben we er samen gewerkt. Ik ben een geweldige hoop vrijheid gewoon. Op dit moment woon ik dan in de nieuwbouw hier, maar van vroeger uit heb ik altijd vrij gewoond, aan de Sluiskade, aan het water. Toen was daar nog helemaal geen bouw. Inmiddels wel. Dat was allemaal bos en veld. Je kon net lopen waar je wilde. Mijn vader werkte toen bij de Trio en op dat moment vroegen ze iemand die het onderhoudswerk bij de Trio zou doen. Zo ben ik daar terecht gekomen. Dat was in 1970. Ik had natuurlijk geluk dat mijn vader daar bedrijfsleider was. Die had gewoon de gelegenheid mij er tussen te drukken, wel in goed overleg met de directie maar ook met de werknemers.

Door de jaren heen is er veel veranderd in het bedrijf. Vroeger was het zuiver een turfstrooiselbedrijf. Ze hadden een eigen veenderij waar ook veel mensen werkten. Het was erg arbeidsintensief. Je had lang niet zoveel machines als nu. De turfstrooisel wordt iedere keer minder, daar moet je zuinig op zijn, dat raakt op. Op de vierkante meter zit veel meer zwart veen dan bolster, waar turfstrooisel van gemaakt wordt. Die zit bovenop. Zwartveen zit dieper de grond in. Langzamerhand is het accent komen te liggen op de potgrond, bedoeld voor de kweker en de particulier. Er is een verschil van dag en nacht bij vroeger. Het beetje turfstrooisel wordt nog gebruikt door sommige kwekers en als verpakkingsmateriaal voor bijvoorbeeld bloembollen. De potgrond als groeimateriaal krijgt nu concurrentie van de steenwol. Dat neemt een grote vlucht. Tot voor een jaar of tien hadden we een eigen veenderij. Op een bepaald moment was de verveningsvergunning afgelopen. Het was nogal moeilijk er weer een te krijgen. Het werd steeds moeilijker om je te hand haven op die markt. Er zijn toen besprekingen geweest met een Duits bedrijf dat een geweldig grote veenderij heeft net over de grens bij Coevorden. Dat heeft de Trio overgenomen voor zo’n 80/900 %. Het levert ons nou de grondstoffen, volledig. Komt dus niet meer uit Westerhaar. Zo’n beetje alle veenderijen zijn verkocht aan de staat, dat is onder Staatsbosbeheer gekomen. Die maakt er natuurparken van, zoals het Engbertsdijkveen bijvoorbeeld.

Het is nooit bij me opgekomen om hier weg te gaan. Hoe moet ik het nou zeggen, je kent elkaar allemaal. Het is wel uitgebreid met nieuwbouw enzo, en er zijn ook mensen van buitenaf naar Westerhaar toe komen wonen. Maar over het algemeen, de bevolking die hier woont, die komt vanouds allemaal wel van de Wieke. Je voelt je geweldig met elkaar verbonden. Je kent de buren, de jongens en de meiden van school, die zie je allemaal terug omdat ze hier allemaal blijven wonen. En helemaal niet omdat ’t hier zo goed is, omdat je hier aan de slag komt, zoveel werk is hier helemaal niet. Ons kent ons, het is geweldig gemoedelijk. De lui hebt graag dat je niet aan de bel komt maar achterom loopt. En ze vragen ’t eerst of je de koffie klaar hebt. Dat is heel gewoon. En ze hebben nog heel veel voor elkaar over. Je helpt mekaar. Als ze weten dat je hulp nodig hebt dan komen ze ook. Daar let je niet op, dat gaat gewoon vanzelf. Nieuwkomers voelen zich hier heel snel thuis. Maar het is wel zo: wij passen ons niet aan, de gasten moeten zich wel aanpassen aan Westerhaar. Maar als ze dat doen, dat echt proberen, dan hebben de mensen dat drommels gauw in de gaten. Dan worden ze ook gauw in de gemeenschap opgenomen. Iemand uit de omgeving heeft ’t dan wel gemakkelijker dan iemand uit ’t westen.

“Tot voor drie jaar werd hier nog een beetje afgegraven. Terwindt Arntzveen had een potgrondbedrijf en die haalde de grondstoffen nog uit eigen veenderij. Toen mocht dat niet meer en daarom zagen ze er geen brood meer in. Ze zijn gestopt maar er is toen wel weer een nieuwe gekomen die dat bedrijf weer opgepakt heeft. Met grondstoffen uit Drente of Duitsland. “In het veld werken”, zoals ze dat noemden, dat gebeurt niet meer. Toen, ik bij Trio kwam toen waren er nog een paar veldwerkers. Ik hielp wel eens bij het ophalen van de turf uit ’t veld. Op karren over ’t spoor met een motortje ervoor reed ik wat heen en weer. Maar dat was toen snel afgelopen. Nu krijg je dan het veenmuseum. Dat vind ik een goed iets voor mensen die het niet bewust hebben meegemaakt, dat werken in het veen. Dan kunnen we zien hoe het werkelijk was. Of de ouderen die er in gewerkt hebben er ook met plezier naar toe gaan, weet ik niet. Zij waren wel gedwongen om in het veen te gaan werken, een andere mogelijkheid was er gewoon niet hier”.