Bruinrode heidelibel_01

Bruinrode heidelibel

De bruinrode heidelibel komt in Nederland vrij algemeen voor en plant zich vooral voort in schaars begroeide ondiepe plasjes, bijvoorbeeld in groeven en natuurontwikkelingsgebieden.

De bruinrode heidelibel heeft weinig opvallende kenmerken. De poten zijn zwart met gele strepen. De dijen van de voorste poten zijn meestal driekleurig: zwart-geel-zwart. Het mannetje heeft een lang en slank achterlijf, zonder knotsvormige verbreding aan het uiteinde. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 35 en 44 millimeter; de larve is 14-18 mm lang.

De vliegtijd van de bruinrode heidelibel is in de nazomer, van eind mei tot eind november, met een piek van eind juli tot eind september. Er zijn sporadische waarnemingen bekend van bruinrode heidelibellen in het (zeer) vroege voorjaar, wat erop wijst dat de soort bij hoge uitzondering als volwassen exemplaar kan overwinteren.

De bruinrode heidelibel heeft een eenjarige levenscyclus en overwintert als ei. De eieren komen in het voorjaar uit, waarna de larven zich snel ontwikkelen. De larven leven in ondiep water tussen waterplanten en op de bodem, waar ze onder meer op muggenlarven jagen. Uitsluipen vindt plaats vanaf eind mei tot eind september, met een piek van eind juli tot begin september. Bruinrode heidelibellen vertonen ongeveer hetzelfde gedrag als de meeste andere heidelibellen. Jonge dieren zijn in de wijde omtrek van het voortplantingswater aan te treffen, zittend en jagend op kleine insecten in ruige vegetatie. Geslachtsrijpe mannetjes vliegen bij het water en gaan regelmatig zitten op uitstekende stengels in de oevervegetatie. Ze speuren naar vrouwtjes voor de paring. De eitjes worden vliegend in tandempositie afgezet, in het water.

Klik op een foto om te vergroten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *