Ree
De ree is geen grazer zoals een hert, maar een ‘knabbelaar’: het dier eet bramen, bessen, twijgen, scheuten, knoppen en loten van struiken en bomen.
De ree is in Europa de meest voorkomende hertensoort, en zijn aantallen zijn groeiende. De ree leeft in bosachtige streken met open plekken en aangrenzende velden. Soms is het dier ook te zien in hoge heidevelden. In de schemering waagt het zich in open terrein om te grazen.
Reeën leven over het algemeen solitair. Maar beide geslachten leven in hetzelfde leefgebied. De sterkste reeën ontstaan waar de leefomstandigheden het gunstigst zijn. Binnen dat gebied beschermt elke reebok de beste leefomgeving. Het mannetje houdt zijn gebied vrij van concurrenten. Zo ontstaat een territorium en een duidelijke hiërarchie tussen de reebokken. De territoria van mannetjes overlappen elkaar niet. Zo krijgen de sterkste reebokken ook hun grootste gewei.
In de winter, als de beschutting voor de dieren minder wordt, gaan reeën in groepen leven. Dat gebeurt mogelijk omdat ze energie moeten besparen vanwege de voedselschaarste. Of doordat de dieren, door voedselschaarste, vaker hun eigen territorium moeten verlaten om voedsel te vinden. Zo’n groep reeën wordt een sprong genoemd. Ze kunnen dan sprongen vormen tot wel dertig dieren.
De ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar de meeste dieren worden in het wild slechts zeven of acht jaar oud. Vrouwtjes worden iets ouder dan mannetjes.